De plaatsing van Rousseau's pedagogiek in de Nederlandstalige handboek literatuur
Inleiding
Émile, ou De l’éducation was in zijn
romanvorm vrij toegankelijk te lezen
De
thema’s uit de literaire werken van Jean-Jacques Rousseau (1712-1778) zijn voor
mensen uit verschillende vakgebieden interessant. Zijn werk vormt sinds de
achttiende eeuw een inspiratiebron voor
activisten, historici, politicologen, pedagogen, literatuurwetenschappers,
kunstenaars en andere geïnteresseerden. Daarom zijn velen uit de geschiedenis
door Rousseau geïnspireerd en hebben velen hem aangehaald. Rousseau wordt niet
alleen gelezen door wetenschappers, maar ook door andere geïnteresseerden. Zijn
werk is toegankelijk, omdat zijn bekendste werken Émile, ou De l’éducation en Julie
ou la nouvelle Héloïsein in romanvorm geschreven zijn. Dit heeft ertoe
geleid dat er veel verschillende interpretaties van zijn werk in omloop zijn
geraakt. Rousseau’s werk wordt bijvoorbeeld zowel aangehaald door aanhangers
van de democratie als door aanhangers van totalitaire regimes. Rousseau’s
gedachtegoed blijkt dus multi-interpretabel.
Één van de wetenschapsvlakken waarvoor Rousseau een inspiratiebron vormt, is de pedagogiek. In Nederland heeft de pedagogiek van Rousseau zich nooit echt stevig geworteld. Pas sinds enkele tientallen jaren verdiept men zich in Nederland in Rousseau’s pedagogiek. Isaac van der Velde was één van de eersten die Rousseau’s pedagogiek in Nederland meer bekendheid probeerde te geven. In zijn boek Jean-Jacques Rousseau pedagoog (1967) schreef hij: “Rousseau is de schrijver van Emile. Dat weet men. Maar Emile wordt weinig in de oorspronkelijke taal gelezen, en over een vertaling beschikken wij niet. De overige pedagogische arbeid is onbekend. Toch belijdt men hem als een internationale grootheid.”[1] Sindsdien is Rousseau’s pedagogiek onder de aandacht gekomen. In de Nederlandstalige handboeken over de geschiedenis van de pedagogiek is Rousseau opgenomen, net als in andere West-Europese landen. In deze Nederlandstalige handboeken komt echter een duidelijk probleem naar voren: de plaatsing van Rousseau’s pedagogiek in een historische cultureel spectrum.
Mineke van Essen haalt dit probleem in haar handboek naar voren: “Rousseau’s pedagogiek is moeilijk te plaatsen in een ideeëngeschiedenis waarin, idealiter, onderscheiden wordt tussen Verlichting en Romantiek.”[2] Ook in andere Nederlandstalige handboeken over de geschiedenis van de pedagogiek komt dit probleem naar voren. Dit is begrijpelijk, aangezien het creëren van overzicht de belangrijkste taak is van een handboek. Als men overzicht wil creëren, is men snel geneigd stempels te drukken op karakteristieken om deze vervolgens te vergelijken en ze in een groter geheel te plaatsen. Rousseau’s pedagogiek laat zich echter niet gemakkelijk door een stempel bedrukken. Het is aan de auteur van het handboek om voor dit probleem een oplossing te zoeken. Ik zou graag willen onderzoeken hoe verschillende auteurs vorm geven aan dit probleem.
Ik heb dit onderzocht door de meest recente en relevante handboeken over de geschiedenis van de pedagogiek te bestuderen. Ik heb een lijst opgesteld van handboeken die door Nederlandse en Vlaamse universiteiten gebruikt worden om het vak ‘historische pedagogiek’ te doceren. Dit leverde uiteindelijk een lijst op van zes recente handboeken. Ik heb onderzocht hoe deze handboeken Rousseau’s pedagogiek plaatsen in een cultureel spectrum en hoe zij deze plaatsing vormgeven en verantwoorden.
Ik denk dat het relevant is om te weten hoe je Rousseau kunt plaatsen in een cultureel spectrum. Veel mensen hebben zich immers door hem laten inspireren. Om deze geïnspireerden en Rousseau zelf te begrijpen, is het cruciaal om Rousseau’s pedagogiek te plaatsen in een cultuurhistorisch kader. Daarnaast is Rousseau naar mijn mening een uiterst geschikt persoon om het dynamische karakter van de ideeëngeschiedenis en de periodisering aan te tonen. Maar daar later meer over.
[1] I. van der Velde, Jean-Jaques Rousseau pedagoog: een introductie (Amsterdam: N.V. Uitgeversmaatschappij Agon Elsevier, 1967): omslag.
[2] Mineke van Essen en Jan Dirk Imelman, Historische pedagogiek: Verlichting, Romantiek en ontwikkelingen in Nederland na 1800 (Baarn: HB uitgevers, 2003): 35-36.
Één van de wetenschapsvlakken waarvoor Rousseau een inspiratiebron vormt, is de pedagogiek. In Nederland heeft de pedagogiek van Rousseau zich nooit echt stevig geworteld. Pas sinds enkele tientallen jaren verdiept men zich in Nederland in Rousseau’s pedagogiek. Isaac van der Velde was één van de eersten die Rousseau’s pedagogiek in Nederland meer bekendheid probeerde te geven. In zijn boek Jean-Jacques Rousseau pedagoog (1967) schreef hij: “Rousseau is de schrijver van Emile. Dat weet men. Maar Emile wordt weinig in de oorspronkelijke taal gelezen, en over een vertaling beschikken wij niet. De overige pedagogische arbeid is onbekend. Toch belijdt men hem als een internationale grootheid.”[1] Sindsdien is Rousseau’s pedagogiek onder de aandacht gekomen. In de Nederlandstalige handboeken over de geschiedenis van de pedagogiek is Rousseau opgenomen, net als in andere West-Europese landen. In deze Nederlandstalige handboeken komt echter een duidelijk probleem naar voren: de plaatsing van Rousseau’s pedagogiek in een historische cultureel spectrum.
Mineke van Essen haalt dit probleem in haar handboek naar voren: “Rousseau’s pedagogiek is moeilijk te plaatsen in een ideeëngeschiedenis waarin, idealiter, onderscheiden wordt tussen Verlichting en Romantiek.”[2] Ook in andere Nederlandstalige handboeken over de geschiedenis van de pedagogiek komt dit probleem naar voren. Dit is begrijpelijk, aangezien het creëren van overzicht de belangrijkste taak is van een handboek. Als men overzicht wil creëren, is men snel geneigd stempels te drukken op karakteristieken om deze vervolgens te vergelijken en ze in een groter geheel te plaatsen. Rousseau’s pedagogiek laat zich echter niet gemakkelijk door een stempel bedrukken. Het is aan de auteur van het handboek om voor dit probleem een oplossing te zoeken. Ik zou graag willen onderzoeken hoe verschillende auteurs vorm geven aan dit probleem.
Ik heb dit onderzocht door de meest recente en relevante handboeken over de geschiedenis van de pedagogiek te bestuderen. Ik heb een lijst opgesteld van handboeken die door Nederlandse en Vlaamse universiteiten gebruikt worden om het vak ‘historische pedagogiek’ te doceren. Dit leverde uiteindelijk een lijst op van zes recente handboeken. Ik heb onderzocht hoe deze handboeken Rousseau’s pedagogiek plaatsen in een cultureel spectrum en hoe zij deze plaatsing vormgeven en verantwoorden.
Ik denk dat het relevant is om te weten hoe je Rousseau kunt plaatsen in een cultureel spectrum. Veel mensen hebben zich immers door hem laten inspireren. Om deze geïnspireerden en Rousseau zelf te begrijpen, is het cruciaal om Rousseau’s pedagogiek te plaatsen in een cultuurhistorisch kader. Daarnaast is Rousseau naar mijn mening een uiterst geschikt persoon om het dynamische karakter van de ideeëngeschiedenis en de periodisering aan te tonen. Maar daar later meer over.
[1] I. van der Velde, Jean-Jaques Rousseau pedagoog: een introductie (Amsterdam: N.V. Uitgeversmaatschappij Agon Elsevier, 1967): omslag.
[2] Mineke van Essen en Jan Dirk Imelman, Historische pedagogiek: Verlichting, Romantiek en ontwikkelingen in Nederland na 1800 (Baarn: HB uitgevers, 2003): 35-36.
Volgens deze mini-serie van de BBC The Romantics (2006) had Rousseau ideeën
die later de oorsprong van de Romantische revolutie zouden vormen. Hij wordt hier dus gepresenteerd als een grondlegger van de Romantiek, terwijl veel historici beweren dat hij een typisch verlichtdenker was. Rousseau had immers vriendschappelijke
relaties met de encyclopedisten uit Parijs,de boegbeelden van de Verlichting,
waaronder Dennis Diderot (1713-1784). Rousseau kan niet los gezien worden van deze tijdgenoten. Rousseau’s gedachtegoed blijkt dus multi-interpretabel.
Drie Soorten Handboeken
Tussen de handboeken heb ik een drieledig onderscheid gemaakt: handboeken over de historische pedagogiek, handboeken over pedagogische historiografie en handboeken over de historische pedagogiek voor pedagogen. De keuze voor dit onderscheid zal in de loop van mijn betoog duidelijk worden. Alle drie soorten handboeken worden gebruikt voor hetzelfde doel, namelijk het doceren van het vak historische pedagogiek. Elke auteur heeft echter zijn eigen interpretatie van Rousseau’s pedagogiek en plaatst deze op zijn eigen wijze in een cultureel spectrum. Toch bestaat er een relatie tussen het soort handboek en de plaatsing van Rousseau’s pedagogiek.
Handboeken over de historische pedagogiek
Deze handboeken zijn geschreven binnen de historisch-wetenschappelijke traditie. De auteurs weten hoe zij hun verhaal historisch kunnen verantwoorden en kennen de valkuilen van het vak. Deze boeken brengen dan ook meerdere wetenschappelijke nuances aan. Zo merkt Nelleke Bakker bijvoorbeeld in haar boek Vijf eeuwen opvoeden in Nederland: idee en praktijk 1500-2000 op dat de periodisering van de geschiedenis niet statisch is. Ook beweert zij dat de einddatum van de Verlichting niet te dateren is, maar dat de Verlichting nog hede ten dage voortleeft. Zij praat hier eerder over de Verlichting als een denkstroming dan als een periode. Maar wat heeft deze historisch-wetenschappelijke invalshoek voor invloed op de plaatsing van Rousseau’s pedagogiek? De plaatsingen van Rousseau’s pedagogiek in deze handboeken zijn gefundeerd op de argumenten die de auteurs baseren op hun theoretisch kader over periodisering en ideeëngeschiedenis. Omdat er geen universele theorie bestaat, maar elke historicus zijn eigen ideeën heeft over de periodisering en de ideeëngeschiedenis, levert elk handboek dan ook een unieke invalshoek op de plaatsing van Rousseau’s pedagogiek. Een goed voorbeeld hiervan is Van Essen met haar boek Historische pedagogiek: Verlichting, Romantiek en ontwikkelingen in Nederland na 1800. In dit boek geeft Van Essen kennis van haar theorie over de periodisering van de geschiedenis. Zij vindt deze in hoge mate gekunsteld. Volgens Van Essen word een periode gevormd door die karaktertrekken (die zij ‘cultural traits’ noemt) die zich in de periode verdicht hebben. Zij geeft echter vervolgens geen handen en voeten aan haar sterk benadrukte theorie door regelmatig in het boek ingewikkelde nuances te maken over de plaatsing van Rousseau’s pedagogiek, pedagogen te koppelen aan periodes en belangrijke conclusies te koppelen aan periodenamen. Van Essen weet dan ook niet in welk hoofdstuk zij Rousseau wil behandelen: “Zo kost het moeite Rousseau, een tijdgenoot van echte Verlichtingsdenkers, niet in het hoofdstuk over de Romantiek te behandelen, en wel omdat cruciale pedagogische inzichten van hem vooruitgrijpen op pedagogische en antropologische inzichten die typerend zijn voor de Romantiek.”[1]
[1] Mineke van Essen en Jan Dirk Imelman, Historische pedagogiek: Verlichting, Romantiek en ontwikkelingen in Nederland na 1800 (Baarn: HB uitgevers, 2003): 23
[1] Mineke van Essen en Jan Dirk Imelman, Historische pedagogiek: Verlichting, Romantiek en ontwikkelingen in Nederland na 1800 (Baarn: HB uitgevers, 2003): 23
Handboeken over de pedagogische historiografie
Hierboven beschreef ik hoe verschillende auteurs Rousseau’s pedagogiek probeerden te plaatsen in een periode of denkstroming. Deze boeken probeerden een overzicht te geven van de historische pedagogiek. Er zijn echter ook handboeken die op een andere manier overzicht proberen te creëren in de geschiedenis van de pedagogiek. Dat zijn de handboeken over de pedagogische historiografie. Het meest recente en veel gebruikte voorbeeld daarvan is het boek dat geschreven is onder redactie van Marc Deapaepe, Frank Simon en Angelo van Gorp, genaamd paradoxen van pedagogisering: Handboek pedagogische historiografie. Door hun historiografische karakter ontlopen deze handboeken grotendeels het plaatsingsprobleem van Rousseau’s pedagogiek. Door de historiografische en epistemologische insteek van de auteurs worden zij minder met het plaatsingsprobleem geconfronteerd. Het is immers nu de taak van de auteur te beschrijven wat andere auteurs hebben geschreven over de geschiedenis van de pedagogiek en wat zij ieder hebben bijgedragen aan de pedagogische wetenschap. Precies dat is het gegeven wat in deze handboeken in een groter geheel wordt geplaatst, en dus niet zoals bij de vorige boeken het geval was om de pedagoog te plaatsen in het geheel van de historische pedagogiek, maar om de auteur in het geheel van pedagogische historiografie te plaatsen. Deze historiografische benadering leidt tot de volgende constructies: “Omtrent het antwoord lijkt een zekere consensus te bestaan: Rousseau wordt beschouwd als een van de eersten die met moderne middelen – met name als zijnde in overeenstemming met de natuur en sociaal noodzakelijk (Okin, 1989 & 1992) – het burgerlijke gezin gelegitimeerd heeft door de vrouw te herleiden tot zorgzame moeder en deugdzame echtgenote (Weiss, 1987; Schmid, 1989 & 1992; Garbe, 1992; Tuana, 1992: 43-56; Lange. 1991).”[1] Zoals te zien in het voorbeeld, worden er in dit handboek niet of nauwelijks spannende uitspraken gedaan over de plaatsing van Rousseau’s pedagogiek. Dat wil niet zeggen dat Rousseau’s pedagogiek niet behandeld wordt, alles behalve dat. Het complexe plaatsingsprobleem wordt alleen via de historiografische constructie omzeild.
[1] Marc Depaepe e.a., Paradoxen van pedagogisering: handboek pedagogische historiografie (Leuven: Acco, 2005): 215.
[1] Marc Depaepe e.a., Paradoxen van pedagogisering: handboek pedagogische historiografie (Leuven: Acco, 2005): 215.
Handboeken over de historische pedagogiek voor pedagogen
In
vergelijking met de handboeken over de historische pedagogiek zijn deze handboeken
niet geschreven binnen de historisch-wetenschappelijke traditie. Het
belangrijkste doel van deze boeken is niet om een geschiedenis te schrijven,
maar om pedagogen in opleiding te doceren. Het doel van deze handboeken wordt
mooi omschreven in de inleiding van het boek De creatie van het mondige kind: geschiedenis van pedagogiek en
jeugdzorg door Ido Weijers: “Het uitgangspunt van deze inleiding is dat de
historische pedagogiek haar betekenis en legitimatie primair ontleent aan haar
functie voor de opleiding van pedagogen.”[1]
Dit heeft als gevolg dat de plaatsing van Rousseau’s pedagogiek weinig nadruk krijgt.
Het is immers een thema voor een historisch debat, wat interessant is voor
historici en niet zo zeer voor pedagogen in spé. Deze handboeken beschrijven zo
concreet mogelijk Rousseau’s pedagogiek. Dit wil echter niet zeggen dat de
auteurs het plaatsingsprobleem negeren of ontkennen. Zij maken er alleen geen
punt van. In het boek van Ido Weijers lees je echter tussen de regels door dat
hij inderdaad wel een standpunt heeft over de plaatsing van Rousseau’s
pedagogiek. Hij vindt Rousseau’s pedagogiek typisch verlicht. Hij laat dit
doorschemeren door subtiele uitspraken en stijlvormen waarin hij Verlichtingsstempels
op Rousseau’s pedagogiek drukt en de Romantische trekjes van Rousseau ontkracht
en bestempelt als verlicht. Dit komt echter minder nadrukkelijk naar voren dan
de standpunten uit de boeken van Bakker en Van Essen. Een andere methode dan Weijers
hanteert Lambertus Stilma. Hij vereenvoudigt simpelweg het historisch model, zodat
het plaatsingsprobleem minder prominent wordt. Zo schrijft hij over de Romantische
trekjes van Rousseau’s pedagogiek:
“Zoals we in het vorige hoofdstuk al hadden geconstateerd stemde niet iedereen uit de achttiende eeuw in met het zogenoemde Verlichtingsdenken dat is uitgemond in het negentiende-eeuwse positivisme. De bekende pedagoog Rousseau verzette zich tegen dat gangbare Verlichtingsklimaat en voerde een pleidooi voor een meer romantisch, naturalistisch mensbeeld, dat onder de slogan ‘terug naar de natuur’ zeer bekend is geworden.”[2]
[1] Ido Weijers, De creatie van het mondige kind: geschiedenis van pedagogiek en jeugdzorg (Amsterdam: SWP, 2001): 15.
[2] Lambertus Cornelis Stilma, Van kloosterklas tot basisschool: een historisch overzicht van opvoeding en onderwijs in Nederland (Nijkerk: Intro, 1995): 80.
“Zoals we in het vorige hoofdstuk al hadden geconstateerd stemde niet iedereen uit de achttiende eeuw in met het zogenoemde Verlichtingsdenken dat is uitgemond in het negentiende-eeuwse positivisme. De bekende pedagoog Rousseau verzette zich tegen dat gangbare Verlichtingsklimaat en voerde een pleidooi voor een meer romantisch, naturalistisch mensbeeld, dat onder de slogan ‘terug naar de natuur’ zeer bekend is geworden.”[2]
[1] Ido Weijers, De creatie van het mondige kind: geschiedenis van pedagogiek en jeugdzorg (Amsterdam: SWP, 2001): 15.
[2] Lambertus Cornelis Stilma, Van kloosterklas tot basisschool: een historisch overzicht van opvoeding en onderwijs in Nederland (Nijkerk: Intro, 1995): 80.
Tot Slot
Portret van Rousseau door Allan Ramsay, 1766.
We
hebben hierboven de verschillende soorten handboeken met bijbehorende
plaatsingen van Rousseau’s pedagogiek voorbij zien komen. Het soort handboek
zegt echter weinig of niks over de helderheid en de kwaliteit van de aanpak van
het probleem. Zo weidde Van Essen enkele pagina’s geheel aan haar theorie over
de periodisering, maar kwam haar plaatsing van Rousseau niet goed uit de verf
door tegenstrijdige titels en wederkerende nuances. Stilma maakte in
tegenstelling tot Van Essen geen woord vuil aan het plaatsingsprobleem, maar
gaf ondanks zijn niet historisch-wetenschappelijke uitstraling een simpele,
maar ingenieuze verklaring voor Rousseau’s tegenstrijdigheden ten opzichte van
de Verlichting.
Als historicus ben ik van mening dat de plaatsing van Rousseau’s pedagogiek uitermate geschikt is om zowel de periodisering en ideeëngeschiedenis, als Rousseau’s pedagogiek beter te begrijpen. Rousseau’s pedagogiek is een sleutel om de periodisering en de ideeëngeschiedenis beter te begrijpen, omdat Rousseau een voorbeeld is van een denker die niet in één statisch afgesloten stroming geplaatst kan worden. Dit geeft dus meteen aan dat ideeën en periodecesuren niet statisch zijn, maar dynamisch, net als de gedachtewereld van een mens, net als die van Jean-Jacques Rousseau.
Als historicus ben ik van mening dat de plaatsing van Rousseau’s pedagogiek uitermate geschikt is om zowel de periodisering en ideeëngeschiedenis, als Rousseau’s pedagogiek beter te begrijpen. Rousseau’s pedagogiek is een sleutel om de periodisering en de ideeëngeschiedenis beter te begrijpen, omdat Rousseau een voorbeeld is van een denker die niet in één statisch afgesloten stroming geplaatst kan worden. Dit geeft dus meteen aan dat ideeën en periodecesuren niet statisch zijn, maar dynamisch, net als de gedachtewereld van een mens, net als die van Jean-Jacques Rousseau.
Gebruikte Bronnen
De bestudeerde handboeken
Bakker, Nelleke e.a.. Vijf eeuwen opvoeden in Nederland: idee en praktijk 1500-2000, 2006.
Depaepe, Marc e.a.. Paradoxen van pedagogisering: handboek pedagogische historiografie, 2005.
Stilma, Lambertus Cornelis. Van kloosterklas tot basisschool: een historisch overzicht van opvoeding en onderwijs in Nederland, 1995.
Van Essen, Mineke en Jan Dirk Imelman. Historische pedagogiek: Verlichting, Romantiek en ontwikkelingen in Nederland na 1800, 2e dr., 1999.
Van Gorp, Angelo. Pedagogische historiografie: een socio-culturele lezing van de geschiedenis van opvoeding en onderwijs, 2011.
Weijers, Ido. De creatie van het mondige kind: geschiedenis van pedagogiek en jeugdzorg, 2001.
Ondersteunende literatuur
Depaepe, Marc. De pedagogisering achterna: aanzet tot een genealogie van de pedagogische mentaliteit in de voorbije 250 jaar, 2005.
Meijer, Wilhelmina Anna Jacoba. Stromingen in de pedagogiek, 2000.
Rousseau, Jean-Jacques. Emile of Over de opvoeding, 1980.
Van der Velde, Isaac. Jean-Jacques Rousseau, pedagoog: een introductie, 1967.
Huizinga, Johan. Verzamelde werken: Vol. VII: Geschiedwetenschap hedendaagsche cultuur, 1950.
Oelkers, Jürgen. Reformpädagogik: eine kritische Dogmengeschichte, 1989.
Afbeeldingen
Émile, ou De l’éducation: http://www.iisg.nl/exhibitions/censorship/f590-2004-nl.php
Historische Pedagogiek: http://www.boek.net/nederlandse-boeken/studieboeken/onderwijs/historische-pedagogiek/9789055744190/index.html
Van kloosterklas tot basisschool: http://www.volkskrant.nl/wca_item/boeken_detail/453/94127/Van-kloosterklas-tot-basisschool.html
Portret Rousseau: http://en.wikipedia.org/wiki/Jean-Jacques_Rousseau
Pedagogische historiografie: http://www.vd.nl/multimedia/nederlands/kennis-en-informatief/gezondheid-en-psychologie/pedagogische-historiografie/g9789033483899.html
© B.L.L.